Belangrijk: plan zelf je werk maar maak niet alles op 1 dag. Op het einde van de week zijn de 6 taken gemaakt.
CIJFEREN: delen tot op 0,1 nauwkeurig
1) Bekijk hiernaast de werkwijze.
2) Denk aan de komma bij het quotiënt (=uitkomst)!
3) Pas je rest aan!
4) Maak in je werkboek p. 48 (volledig) en controleer met de zakrekenmachine.
2) Denk aan de komma bij het quotiënt (=uitkomst)!
3) Pas je rest aan!
4) Maak in je werkboek p. 48 (volledig) en controleer met de zakrekenmachine.
CIJFEREN: de vier hoofdbewerkingen tot op 0,1 (herhaling)
1) Maak in je werkboek p. 49 (volledig).
2) Denk aan de komma!
3) Pas je rest aan bij deling!
2) Denk aan de komma!
3) Pas je rest aan bij deling!
MEETKUNDE: vormleer: vlakke figuren: vierhoeken
1) Bekijk het schema, gebruik het voor je oefeningen.
Weet je niet meer wat evenwijdige zijden zijn? Kijk dan hier voor een filmpje: https://www.xnapda.be/filmpjes/3de-leerjaar/evenwijdigheid
2) Maak in je werkboek p. 51 (volledig). Gebruik een geodriehoek en tekenpotlood! Werk nauwkeurig.
2) Maak in je werkboek p. 51 (volledig). Gebruik een geodriehoek en tekenpotlood! Werk nauwkeurig.
GETALLENKENNIS:
0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 en 0,25 0,50 0,75 1,00
1) Bekijk deze getallenassen. Met welke sprongen wordt er gewerkt?
2) Als je die twee getallenassen samenzet, krijg je dit..
3) Bekijk ook deze kader en probeer dit allemaal te begrijpen.
Maak nu de oefeningen op p. 45 en 46 in je werkboek. Denk goed na!
HOOFDREKENEN: optellen en aftrekken tot op 0,01
DHierboven zie je een som:
2 gehelen en 83 honderdsten + 31 honderdsten…
1 kader zijn 100 blokjes en zijn dus 100 honderdsten.
1 kader is dus 1 geheel (of een eenheid).
Het gaat hier dus niet over honderdtallen, tientallen en eenheden maar over E, t en h.
2 gehelen en 83 honderdsten + 31 honderdsten…
1 kader zijn 100 blokjes en zijn dus 100 honderdsten.
1 kader is dus 1 geheel (of een eenheid).
Het gaat hier dus niet over honderdtallen, tientallen en eenheden maar over E, t en h.
Het helpt altijd om je getal te lezen in honderdsten: dus 2,44 lees je dan als 244 honderdsten.
In het kadertje hierboven wordt enkel de oefening 2,44 – 0,86 getoond.
Maak nu p. 47 in je boek. Eventueel gebruik je ook een kladblad om tussenstappen te maken, als je dat nodig vindt.
In het kadertje hierboven wordt enkel de oefening 2,44 – 0,86 getoond.
Maak nu p. 47 in je boek. Eventueel gebruik je ook een kladblad om tussenstappen te maken, als je dat nodig vindt.
METEN EN METEND REKENEN: temperatuur
Zoals al eens verteld, is een thermometer een glazen buisje met daarin kwik.
Kwik is rood en heeft een speciale eigenschap.
Als het warmer wordt, zet kwik een beetje uit en komt het dus een beetje hoger te staan in dat glazen buisje. Dus hoe warmer, hoe hoger het kwik en dus de temperatuur.
Als het koud wordt, gaat kwik krimpen (= kleiner worden) en komt het kwik dus niet zo hoog in onze thermometer. Als het echt koud is, wordt kwik zo klein dat het onder de nul gaat… dan hebben we bijvoorbeeld een temperatuur van -4 graden.
In een oefening kan gevraagd worden of je het temperatuutverschil kunt berekenen tussen twee temperaturen. Een voorbeeld: tussen – 4 °C en 8°C.
Dan moet je eerst van –4°C naar 0°C gaan. Dit zijn 4 stapjes.
Dan pas moet je va 0°C naar 8°C gaan. Dit zijn 8 stapjes.
Tel dan de 4 en de 8 bij elkaar op en dan heb je het 12 stapjes.
Het temperatuurverschil tussen -4°C en 8°C is dus 12°C.
Maak nu de oefeningen op p. 50.
Kwik is rood en heeft een speciale eigenschap.
Als het warmer wordt, zet kwik een beetje uit en komt het dus een beetje hoger te staan in dat glazen buisje. Dus hoe warmer, hoe hoger het kwik en dus de temperatuur.
Als het koud wordt, gaat kwik krimpen (= kleiner worden) en komt het kwik dus niet zo hoog in onze thermometer. Als het echt koud is, wordt kwik zo klein dat het onder de nul gaat… dan hebben we bijvoorbeeld een temperatuur van -4 graden.
In een oefening kan gevraagd worden of je het temperatuutverschil kunt berekenen tussen twee temperaturen. Een voorbeeld: tussen – 4 °C en 8°C.
Dan moet je eerst van –4°C naar 0°C gaan. Dit zijn 4 stapjes.
Dan pas moet je va 0°C naar 8°C gaan. Dit zijn 8 stapjes.
Tel dan de 4 en de 8 bij elkaar op en dan heb je het 12 stapjes.
Het temperatuurverschil tussen -4°C en 8°C is dus 12°C.
Maak nu de oefeningen op p. 50.
De oefenblaadjes die we voor de paasvakantie online gezet hebben zijn nog steeds beschikbaar.
Bundeltje met moeilijke en makkelijke (herhalings)oefeningen voor rekengroep 1 vind je hier. (zelf printen)
De correctiesleutels werden op vrijdag 3 april online gezet.
TIP: maak éérst alle/zoveel makkelijke herhalingsoefeningen, daarna kan je ook de moeilijke proberen.
Bundeltje met moeilijke en makkelijke (herhalings)oefeningen voor rekengroep 1 vind je hier. (zelf printen)
De correctiesleutels werden op vrijdag 3 april online gezet.
TIP: maak éérst alle/zoveel makkelijke herhalingsoefeningen, daarna kan je ook de moeilijke proberen.